Vrije Universiteit publiceert internationaal vergelijkend onderzoek naar lokale integriteitssystemen

Wat kunnen gemeenten doen om de ambtelijke integriteit te beschermen en integriteits­schendingen tegen te gaan? Wanneer hebben ze hun 'integriteitssysteem' op orde en hoe zit dat in Nederland, Duitsland en Vlaanderen? Nieuw onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam in opdracht van de Tweede Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gaat in op deze vragen.

Het onderzoek is gebaseerd op een door de onderzoekers ontwikkeld beoordelingskader voor integriteitssystemen. Dat kader is relevant voor elke gemeente, het houdt een spiegel voor, voor het nadenken over het eigen integriteitsbeleid en - management. Het kader is gebruikt voor het beschrijven en evalueren van de integriteitssystemen in München, Antwerpen en Amsterdam. Dat levert de nodige suggesties op voor die steden, vanuit het kader en ieders ervaringen met het integriteits- en anticorruptiebeleid, als ook diverse aanbevelingen voor de Nederlandse overheid.

Het ministerie van BZK wordt geadviseerd om intensiever gebruik te maken van de moge­lijk­heden tot (centrale) aansturing van het lokale integriteits­beleid. De aandacht van BZK voor het ambtelijke integriteitsbeleid is volgens de onderzoekers in de afgelo­pen jaren afgenomen vanuit de veronderstelling dat dit beleid inmid­dels ‘klaar’ of ‘af’ zou zijn en dat gemeenten prima in staat zijn om zelf zorg te dragen voor een volwassen integriteitsbeleid. Volgens de onderzoekers is dat echter niet het geval.

Gemeenten zijn vatbaar voor integriteits­schendingen en (zeker de kleinere gemeenten) beschik­ken lang niet altijd over voldoende kennis en middelen om zorg te kunnen dragen voor een adequaat integriteitsbe­leid. Het besluit van BZK tot opheffing van het voormalige Bureau Integriteitsbevordering Openbare sector (BIOS), dat gemeenten voorheen hierin kon onder­steunen, is daar debet aan. Ook zijn de onderzoekers van mening dat het ministerie gemeenten meer zou kunnen aanmoedigen om de aandacht voor integriteit levend te houden.

Voorts constateren de onderzoekers dat gemeenten bij (vermoedens van) integriteits­schen­dingen vaak aangewe­zen zijn op dure particuliere bureaus, die veelal verschillende beoorde­lings­kaders en standaar­den hanteren waarvan de kwaliteit nogal eens onduidelijk is. Het nadenken over een nationaal integriteitsinstituut dat een rol kan spelen bij de uitvoering van forensische onderzoeken, wordt derhalve aanbevolen. Een instituut à la Audit Vlaan­deren, dat deze rol vervult bij onze zuiderburen, kan van meerwaarde zijn voor de Neder­landse situatie.

Gelet op het feit dat er nog onvoldoende duidelijkheid lijkt te bestaan over wat ‘integriteit’ nu precies is, roepen de onderzoekers het ministerie op om een gedachtewisseling te entameren over de precieze inhoud en reikwijdte van het begrip ‘integriteit’. De noodzaak hiertoe blijkt ook uit diverse integri­teits­onder­zoeken waarin verschil­lende onderzoeksinstanties tot verschillende oordelen over dezelfde integriteits­kwestie kwamen.

In meer algemene zin benadrukt het rapport het belang en de meerwaarde van een integraal en systematisch opgezet gemeentelijk integriteitsbeleid. Het ontwikkelen van een duidelijke visie op integriteits­bevordering, het formuleren van concrete doelen, het aanstellen van een integri­teitscoördinator, alsmede het periodiek monitoren, evalueren en bijstellen van het integriteits­beleid zijn daar cruciale onderdelen van.

Bekijk het rapport 'Lokale integriteitssystemen in Nederland, Duitsland en Vlaanderen. Wat er is en wat daarvan te leren valt'.

Bekijk overige externe publicaties.