Huis voor Klokkenluiders: onjuiste toepassing vertrekregeling door agentschap

De wijze waarop een agentschap van de rijksoverheid een vertrekregeling toepaste, heeft geleid tot een misstand met een maatschappelijk belang. Het agentschap is onzorgvuldig en niet rechtmatig omgegaan met overheidsgeld. Dat staat in een onderzoeksrapport van het Huis voor Klokkenluiders dat vandaag is gepubliceerd.

De vertrekregeling betreft de zogenaamde ‘remplaçantenregeling’. Deze houdt in dat werknemers een premie krijgen als zij vrijwillig vertrekken bij een Rijksoverheidsorganisatie. Voorwaarde hierbij is dat met zo’n vertrek herplaatsing van een andere werknemer wordt gerealiseerd of dat een formatieplaats wordt opgeheven. De remplaçantenregeling was opgenomen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Het agentschap paste de vertrekregeling in 2014 en 2015 toe naar aanleiding van een fusie in 2012, die vroeg om interne veranderingen in werkwijzen en cultuur.

In 2018 deed een medewerker intern melding van een vermoeden van een onjuiste toepassing van de vertrekregeling door het agentschap. Het agentschap had in zijn vertrekbeleid een mogelijkheid gecreëerd om de vertrekregeling toe te passen zonder dat duidelijk was of aan de voorwaarden kon worden voldaan (herplaatsing van een andere werknemer of opheffing van de formatieplaats). Dit was risicovol: uiteindelijk bleek dat het agentschap hiermee geen aanspraak kon maken op het hiervoor beschikbare budget vanuit het ministerie. Het agentschap moest de vertrekregeling daarom zelf financieren. Het vertrekbeleid kostte het agentschap hierdoor 11 miljoen euro meer dan voorzien.

Het ministerie waaronder het agentschap valt, liet naar aanleiding van de interne melding een onderzoek uitvoeren. De conclusie op basis van dat onderzoek luidde dat er geen sprake was van een misstand. De melder legde zijn misstandvermoeden daarna voor aan het Huis voor Klokkenluiders. Het Huis voor Klokkenluiders komt tot een andere conclusie.

Onderzoek door Huis voor Klokkenluiders

Het Huis voor Klokkenluiders toetste het misstandvermoeden aan de Wet Huis voor klokkenluiders. Het Huis voor Klokkenluiders onderzocht daarbij of de toepassing van het vertrekbeleid leidde tot schending van een wettelijk voorschrift en of daarbij het maatschappelijk belang in het geding was.

Het Huis voor Klokkenluiders beschouwt de toepassing van het vertrekbeleid door het agentschap als een schending van een wettelijk voorschrift. Het Huis voor Klokkenluiders acht die toepassing namelijk niet in lijn met het doel en de strekking van de remplaçantenregeling zoals volgde uit het ARAR. Daarnaast weegt het Huis voor Klokkenluiders de gebrekkige vastlegging van de besluitvorming over het gevoerde beleid zwaar mee. Het Huis voor Klokkenluiders vindt dat niet op een zorgvuldige en rechtmatige wijze met overheidsgeld is omgegaan, terwijl dat van een publieke organisatie die toezicht houdt op regelnaleving wel verwacht mag worden. De kosten van het vertrekbeleid waren voor het agentschap door deze handelwijze aanzienlijk hoger dan voorzien. Het Huis voor Klokkenluiders acht bovendien aannemelijk dat dit, in combinatie met de vertrekkende medewerkers die geen opvolgers kregen, impact had op de uitvoering van de taken van het agentschap.

De optelsom van omstandigheden heeft er volgens het Huis voor Klokkenluiders toe geleid dat de handelwijze van het agentschap het belang van de samenleving heeft geraakt en er sprake is geweest van een misstand met een maatschappelijk belang. In zijn rapport vraagt het Huis voor Klokkenluiders het verantwoordelijke ministerie om samen met het agentschap alsnog op het destijds gevoerde vertrekbeleid te reflecteren en lessen te trekken voor de toekomst.