Reactie Huis op voorstel wijziging Wet Huis voor klokkenluiders

Op 9 september heeft het Huis voor Klokkenluiders gereageerd op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ministerie van BZK) heeft dit wetsvoorstel op 31 juli in een internetconsultatie opengesteld voor reacties vanuit de samenleving, waarvan het Huis gebruik heeft gemaakt. Deze wetswijziging is noodzakelijk om de regels die voortvloeien uit de nieuwe EU Richtlijn in Nederland bij wet vast te leggen.

Volgens het Huis zorgen veel van de voorgestelde wijzigingen voor een verbetering van de bescherming van melders van (vermoedelijke) misstanden en inbreuken op het Unierecht. Toch kan er volgens het Huis meer gedaan kan worden om te handelen naar de letter én de geest van de Richtlijn.

Een overzichtelijk, werkbaar, effectief en beter handhaafbaar stelsel

Het Huis is van mening dat het voor een melder geen verschil zou mogen maken of hij / zij een vermoeden van een misstand of informatie over een inbreuk op Unierecht meldt. Sterker nog, er kan niet worden verwacht van een melder dat hij / zij weet in welke categorie zijn / haar melding valt. Het Huis vindt daarom dat dezelfde regels en voorwaarden moeten gelden voor beide “soorten” meldingen.

Het pleit er daarom voor dat organisaties met 50 of meer werknemers één integraal meldkanaal inrichten, waar beide soorten meldingen gedaan kunnen worden en die aan dezelfde voorwaarden en eisen voldoen.

Ook ten aanzien van de zogeheten externe meldkanalen - dit betreft de mogelijkheid om een vermoeden van een misstand of informatie over een inbreuk bij een autoriteit of publieke organisaties, zoals het Huis, te melden – vindt het Huis dat er slechts één, duidelijke set van procedurele voorwaarden en eisen van toepassing moet zijn.

In het wetsvoorstel wordt echter de mogelijkheid geboden om verschillende meldkanalen in te richten, met eigen voorwaarden en eisen, voor de verschillende soorten meldingen. Dit leidt volgens het Huis tot onduidelijkheden voor de melder, maar ook voor de organisatie(s) in kwestie.

Het Huis als centrale autoriteit

Het Huis is één van de publieke organisaties die een extern meldkanaal voor het melden van misstanden én inbreuken. Daarnaast is het Huis bevoegd om onderzoek te doen naar misstanden indien geen enkele andere autoriteit bevoegd is of als die het niet naar behoren behandelt of heeft behandeld. Tevens kan het Huis bejegeningsonderzoeken doen, dit zijn onderzoeken naar de behandeling van een melder door de organisatie naar aanleiding van de melding. Ook geeft het Huis advies aan (potentiele) melders én heeft het een belangrijke taak in het kader van preventie.

Dit maakt dat het Huis een centrale rol speelt en in de toekomst zal blijven spelen ten aanzien van het adviseren en informeren over integriteit en melden van misstanden en inbreuken, evenals ten aanzien van het doen van onderzoeken op dit terrein. Het Huis pleit er daarom voor om deze centrale rol duidelijker te verankeren in de wet.

Sanctiebevoegdheid voor het Huis

De Richtlijn verplicht lidstaten om te voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties voor werkgevers c.q. organisaties die een melding (trachten te) belemmeren, represailles nemen, onnodige procedures aanspannen of de verplichting tot geheimhouding van de identiteit schenden. De verplichting uit de Richtlijn heeft in het wetsvoorstel echter niet geleid tot wijziging van de wet Huis voor klokkenluiders, omdat volgens de wetgever de huidige voorzieningen voldoende zouden zijn.

Het Huis is het hier echter niet mee eens en pleit er voor dat het de bevoegdheid krijgt tot het opleggen van bestuursrechtelijke sancties. In die gevallen dat het Huis heeft vastgesteld dat de organisatie de melder onheus heeft bejegend of anderszins represailles tegen de melder neemt of heeft genomen, kan het Huis zelf een bestuursrechtelijke sanctie opleggen. De melder hoeft dan niet meer zelf naar de rechter om zijn / haar gelijk te halen.

Ondersteuningsmaatregelen

Een laatste punt waar het Huis op heeft gereageerd betreft de ondersteuningsmaatregelen. De Richtlijn verplicht lidstaten namelijk om ervoor te zorgen dat melders, degenen die hen bijstaan en betrokken derden toegang hebben tot onder andere verschillende vormen van rechtshulp en juridisch advies. De wetgever heeft geoordeeld dat de bestaande middelen voldoende zijn om hierin te voorzien. Het Huis is het hier evenwel niet mee eens.

De financiële aspecten van de ondersteuning zijn volgens het Huis essentieel voor het krijgen van rechtshulp, terwijl de huidige tegemoetkomingen in de kosten, zo die er al zijn, hierin tekortschieten.

De belangrijkste reden hiervoor is dat het volgens het Huis niet afhankelijk mag zijn van de financiële situatie van de melder, of hij / zij de rechtshulp krijgt die nodig is. Het ondersteunen van en steun geven aan hen die het maatschappelijk belang dienen door een misstand of een inbreuk op het Unierecht te melden, mag niet afhangen van de vraag of hij / zij voldoende verdient, een verzekering heeft of lid is van een vakbond.

Het Huis pleit er daarnaast voor om een financiële voorziening, bijvoorbeeld in de vorm van een (onafhankelijk beheerd) fonds, op te richten, waaruit niet alleen in de eerdergenoemde juridische bijstand, maar ook in psychologische, sociale en wat aan andere ondersteunings- of beschermende maatregelen kan worden voorzien.

Volgens het Huis zou de wetgever daarmee ook op dit vlak tegemoetkomen aan de geest van de richtlijn.